vrijdag 7 januari 2011

Kleinschalige, intermediaire Technologie


E.F.Schumacher. Foto: www.laprogressive.com

“Hoe Kleiner, hoe beter!” van E.F.Schumacher
- een boekbespreking –

Fritz (roepnaam) Schumacher werd in 1911 geboren in Bonn. Zijn vader was een hoogleraar in de economie en de wetenschap van de politiek. Fritz studeerde economie en wetenschap van de politiek in Oxford en vervolgde zijn studie later aan de Columbia Universiteit in New York. In 1934 keerde hij terug in Duitsland maar vluchtte in 1937 naar Engeland vanwege het opkomende nazisme. Twintig jaar was hij in dienst van de Britse Staatsmijnen. Vanaf 1970 werd hij directeur van Scott Bader & Co, een bedrijf op basis van arbeiderszelfbestuur.

Dit al in 1979 uitgegeven boek heeft als oorspronkelijke titel “Good Work” is het laatste in een reeks van 3 boeken en is pas 2 jaar na de dood van Fritz Schumacher verschenen. Een collega en vriend heeft het boekje samengesteld op basis van een aantal lezingen die Schumacher in zijn laatste levensjaar hield in de VS. De meeste mensen kennen vooral zijn eerste boekje “Small is Beautiful”(in 1973 in Nederland uitgegeven onder de titel “Hou het klein”).


Het minst bekend is zijn tweede boekje “Gids voor de verdoolden” (gide for the perplexed) dat meer een filosofisch raamwerk is, een gids naar de morele waarden. Het eerste boek werd een groot succes en heeft er grote groep mensen geïnspireerd en daarmee is hij de geestelijk vader van de kleinschaligheidsbeweging geworden.
In Nederland vertegenwoordigt door Stichting Mens en Milieuvriendelijk Ondernemen (MeMo), de Kleine Aarde, de Twaalf Ambachten, Stichting Kleinschalig Ondernemen (Stok) etc.

Maar ook vakgroepen van Technische Universiteiten en Hogescholen hadden wel een studie- of werkgroep Aangepaste of Intermediaire technologie die zich met de ideeën van Schumacher bezig hielden, zo ook aan de TU/e waar ik zelf gestudeerd heb vanaf 1977-1984.
Mede ook door zijn ideeën was ik samen met enkele medestudenten van de studierichting Technische Bedrijfskunde actief om een boekje en tentoonstelling over Kleinschalig Ondernemen te ontwikkelen die later door heel Nederland heeft gereisd. Ook stonden wij aan de wieg van de oprichting van een Bedrijfskunde Wetenschapswinkel, die ruim 25 jaar heeft bestaan. Tijdens mijn studie heb ik ook enige jaren vrijwilligerswerk gedaan bij de kredietcommissie van Stichting Memomunt te Amsterdam en de Stichting Stok te Eindhoven.

Magnum Opus
Het is na bijna 40 jaar weer een hele ervaring om juist zijn laatste levenswerk Good Work in zijn geheel te herlezen. Na zoveel tijd kun je het nog meer op waarde schatten en heeft het nog steeds niet aan actualiteit of urgentie ingeboet.
Schumacher maakt al meteen duidelijk dat het huidige economische systeem feitelijk onhoudbaar is omdat het gebaseerd is op (te) goedkope fossiele brandstoffen en grondstoffen en zeer gewelddadig is voor de natuur en het milieu. Het voortdurend op groei gerichte economische systeem brengt de samenleving en de aarde ernstig in gevaar. Schumacher legt de schuld daarbij niet zo zeer bij het kapitalistische systeem van concurrentie en vrijhandel maar veel meer bij de technologie die veel te kapitaalintensief en vooral te grootschalig is!

Hij pleit dan ook de ontwikkeling van een meer kleinschalige, weinig kapitaalintensieve, intermediaire technologie. Door anderen wordt het ook wel aangepaste technologie genoemd, omdat deze technologie moet passen in een bepaalde omgeving, de daar aanwezige kennis en hulpbronnen.

Praktijk
Met het door Schumacher opgerichte instituut Intermediate Technology Development Group zijn in enkele jaren tijd veel van dergelijke technologieën ontwikkeld, zoals kleinschalige, arbeidsintensieve en kapitaalarme steen-, meel-, spaanplaat-, keramiek-, textiel- en cementfabriekjes.
Deze organisatie heeft ook veel modern gereedschap en bruikbare landbouwwerktuigen ontwikkeld voor ontwikkelingslanden. Daarmee late ze zien, bewijzen ze dat het kan, dat het werkt en zeer vooruitstrevend is. Bij ontwikkelingshulp geldt tegenwoordig ook steeds meer het motto: “geef mensen de hulpmiddelen zodat zij zichzelf kunnen ontwikkelen in plaats van gratis noodhulp, voedsel of kredieten”.
Schumacher was ook een actief voorstander van biologische, kleinschalige landbouw die de vruchtbare aarde niet uitput. Dus zonder zware mechanische tractoren of combines, pesticiden, onkruidverdelgers en kunstmest. Als oprichter van de Soil Association probeerde hij in Engeland vooral deze vorm van landbouw en tuinbouw te ontwikkelen.

De oorspronkelijke titel Good Work is eigenlijk beter dan de Nederlandse titel en dermate belangrijk omdat Schumacher’s kritiek tegen grootschalige technologieën vooral gericht is op het geestdodende, zielloze werk dat het voor bijna alle productiemedewerkers oplevert.
Het is geen werk dat de mens nog uitdaagt om zijn creativiteit en vakmanschap en dus zijn mens-zijn te ontwikkelen! Grootschalige productie en ingewikkelde complexe technologische producten laten de mens zielloos achter. Hij kan er niets meer aan verbeteren of repareren.
We hebben daarom behoefte aan een technologie op menselijke maat, liefst zo kleinschalig, eenvoudig en kapitaalsarm. Dat kan zeker voor de menselijke basisbehoeften van voeding , huisvesting, kleding ed. Schumacher was realist genoeg om te beseffen dat een dergelijke technologie niet kan voor de productie van een tanker, vliegtuig of een raket. Hij wilde ook niet terug naar die goede, oude tijd, iets wat tegenstanders hem en zijn navolgers via kreten als “geitenwollen sokken mensen” verwijten. Met moderne kennis en inzichten betere producten en fabrieken ontwikkelen die de mensen dienen, dat was zijn doel.

Letterlijk omschreef hij de doeleinden van elke menselijke arbeid als volgt:
1.productie van noodzakelijke en nuttige goederen en diensten.
2.gelegenheid om onze talenten en kwaliteiten te gebruiken, te oefenen en verder te ontwikkelen, te vervolmaken.
3.dienstbaarheid aan en samenwerking met andere mensen om het menselijk aangeboren egoïsme te overwinnen.

Bronnen
Schumacher blijkt een zeer christelijk en ook spiritueel geïnspireerd iemand te zijn, die de Bijbel maar ook het Boeddhisme goed kent. In felle bewoordingen laat hij zich zeer kritisch uit over de het huidige materialistische wetenschapsdenken en de Darwinistische evolutieleer die de mens heeft beroofd van een ziel en geest. Alleen het lichaam telt nog maar en dus mag arbeid niet fysiek te zwaar belastend of ongezond zijn. Het gaat echter om meer, veel meer!
Onderwijs en opvoeding moeten daarom ook jonge mensen helpen zichzelf te ontwikkelen, want een mens is geen nummer of soort maar een uniek wezen, ja zelfs een heelal.
Niet welvaart maar geluk en welzijn moeten voorop staan. We moeten af van het blinde vertrouwen in meer groei van het bruto binnenlands product. Word wakker mensen!

maandag 3 januari 2011

Een menselijke Economie

Onderstaand artikel wordt ook gepubliceerd in het volgende nummer van het tijdschrift Apokalyps in 2011



Een menselijke economie, van Ad Broere

-een boekbespreking-


Mijn ontmoeting met deze auteur en bedrijfsadviseur vond plaats op 16 november 2010 toen hij een lezing gaf op de Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement & Techniek, de school waar ik als docent werkzaam ben. De titel van die lezing was ook de titel van zijn nieuwste boek “Ending the global casino”. Voor docenten en studenten gaf hij een inkijkje in het huidige financiële systeem dat momenteel zo onder vuur ligt door de crises. Broere(geboren 1948) is econoom en oud-bankier en kan daardoor de ingewikkelde financiële begrippen helder uitleggen. Hij begon de aanwezigen eerst te testen met de vraag of ze ooit van de BIS of de WIR hadden gehoord. Weinigen durfden hun vinger op te steken, maar hun nieuwsgierigheid was gewekt. In zijn gastcollege noemde hij ook zijn in 2009 bij uitgeverij ASPEKt uitgegeven boek “Een menselijke economie”, dat ik meteen heb aangeschaft.
Ook in dat boek beschrijft Broere uitgebreid de omstreden rol van de bank der banken, de “Bank for International Settlements (BIS). Deze in 1930 opgerichte bank is gevestigd in Bazel. Op deze bank berust de verdenking dat deze actief het Hitler en Stalin-regime zou hebben gefinancierd (ook te lezen in het boek van Anthony Sutton “Wall Street and the rise of Hitler”). Inmiddels is deze bank uitgegroeid tot het coördinerende centrum van de centrale banken wereldwijd en is het de spil in de internationale monetaire politiek. Bij de laatste G20-top heeft het meer bevoegdheden (o.a. 250 miljard SDR extra om opkomende economieën te kunnen steunen). De BIS dreigt uit te groeien tot een wereld centrale bank zonder dat landen, regeringen of de VN hier enkele controle over hebben.
Formeel zijn er 55 leden bij de BIS en dat zijn de centrale banken van landen. In het bestuur hebben 20 presidenten van de centrale banken zitting, zoals ook Nout Wellink. Door deze bank zijn ook de Basel akkoorden (I, II en III) opgesteld, die eisen stellen aan het hele internationale financiële banksysteem. Zoals ook Caroll Quigley in zijn boek “Tragedy and hope” al in 1966 beweerde is het probleem dat Centrale banken geen overheids-of staatsbanken zijn, maar dat de meeste ervan zoals de BIS en FED eigenlijk private ondernemingen zijn. Wie de aandeelhouders zijn wordt niet bekend gemaakt?! Willem Middelkoop met zijn boek “Als de dollar valt” heeft hier ook over geschreven. Hij wordt door Broere genoemd als intellectuele financiële journalist. Als tegenvoorbeeld komt hij met de Zweedse JAK bank, die geen rente geeft op spaartegoeden maar ook geen rente vraagt op leningen. Je moet wel lid zijn en dat zijn er inmiddels al zo’n 36.000 (2008).
Een ander voorbeeld is de WIR, een in Zwitserland in 1934 door een aantal ondernemers opgerichte bank, die een eigen munt, de WIR (lettterlijk “wij =van ons”) introduceerde . De WIR is een gesloten systeem waarbij de girale munt niet inwisselbaar is voor andere valuta. Hij wordt als betaalmiddel geaccepteerd door de aangesloten bedrijven en er wordt geen rentevergoeding voor gegeven. Dat bevordert dat het geld een hoge omloopsnelheid heeft en vooral stimulerend werkt voor de lokale economie. Volgens Broere heeft het systeem in de 75 jaar nooit gefaald en is uitgegroeid tot 1,6 miljard WIR. Dit gebruikt hij als voorbeeld om het belang van lokale en regionale aanvullende geldsystemen te benadrukken, zoals ook door de Belgische oud-bankier Bernard Lietaer (boek “Het geld van de toekomst”) en Margrit Kennedy (met boek “Regional currencies”) worden bepleit.
Als belangrijkste voordelen noemt Broere:
1. loskoppeling van het officiële geldsysteem
2. stimulering van regionale economische bedrijvigheid
3. de gecreëerde toegevoegde waarde komt ten gunste van de regio
4. minder behoefte aan transport, energie en dus ook CO2-uitstoot.
5. vooral stimulering van het Midden- en Kleinbedrijf, de motor van de economie.
In Nederland kennen we ook een aantal regionale valuta en is vooral Stichting Stro (ook internationaal) hiermee actief. In de VS tijdens de grote depressie in de jaren 30 van de vorige eeuw bestonden er ook een groot aantal lokale valuta zoals de plenty, Ithaca hours, Berk shares en de Detroit cheers.

Ad Broere. (Foto: https://adbroere.nl)


Het leuke van het boek is dat Broere ook de striphelden Olivier B Bommel (de Bovenbazen) en de steenrijke Dagobert Duck uit Donald Duck gebruikt om de werkelijkheid te analyseren. Het voorstellingsvermogen van Maarten Toonder en Walt Disney zat soms heel dicht bij de kern van bepaalde financiële processen.
Als oud-bankier is Broere uitstekend in staat om heel ingewikkelde financiële producten zoals derivaten als Collateralized Debt Obligations (CDO’s) en Credit Default Swaps (CDS’s) prima uit te leggen aan een doorsnee publiek. Dat is een belangrijke toegevoegde waarde van het boek. Hetzelfde geldt met de problemen van ons huidige financiële stelsel waar groei en ook rente de drijfveren zijn maar de werkelijke economie en samenleving grote schade toebrengen.
Hij is niet onder de indruk van de nieuwe trend van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen waarmee grote bedrijven en multinationals tegenwoordig graag pronken.
Als voorbeeld geeft Broere de vijf grote oliemaatschappijen (Exxon, Shell, BP, Texaco en Total) die samen over 3 jaar (2004 t/m 2006) ruim $ 200 miljard winst hebben gemaakt en daarvan bijna de helft uitgekeerd hebben als dividend aan de aandeelhouders en maar een fractie besteden aan de ontwikkeling van alternatieve duurzame energieopwekking.
Broere gelooft meer in de groeimotor van de economie, het Midden- en Kleinbedrijf. Hij haalt ook de econoom E.F.Schumacher nog eens aan die in zijn boek uit 1973 “Small is beautiful”, pleit voor de menselijke maat in bedrijven. Broere is ook gecharmeerd van Baumgarten en McDonough die met hun boek “Craddle tot Craddle” voor een ware duurzaamheidsrevolutie hebben gezorgd.
Zo goed als Broere in staat is om duidelijk te maken dat de banken ons niet kunnen helpen om uit de crisis te komen zo mager zijn helaas zijn oplossingen. Al zijn de elementen van een menselijke maat, een sterke MKB-structuur, duurzaamheid en lokale munten wel zinvolle aspecten. Hij komt echter niet met een samenvattende, overkoepelende visie voor een “menselijke economie”. Broere laat overduidelijk blijken dat hij een afkeer heeft van “-ismen”, waaronder het communisme, liberalisme en kapitalisme. Toch noemt hij als lichtend voorbeeld het succesvolle bedrijf van Scott Bader waar een vorm van arbeiderszelfbestuur heerst, omdat de oprichter Scott Bader alle aandelen heeft verdeeld onder de werknemers. Zij zijn dus ook eigenaar/aandeelhouder zijn.

Als definitie van een menselijke economie geeft Broere de omschrijving van “een economie waarin ruimte wordt gegeven aan de mens om zichzelf vrij te maken van alle conditioneringen en handelen”. Dat klinkt voor mij als een abstracte utopie, zeker wanneer je zijn hoofdstuk over consumentisme hebt gelezen. Voor mij zou een menselijke economie een economie zijn die voorziet in de werkelijke menselijke behoeften van alle mensen nu en in de toekomst en op een zodanige manier dat we de natuur, het milieu en de wereld geen blijvende schade berokkenen. Simpel gezegd zou een menselijke economie een economie moeten zijn die in dienst staat van de mensheid.
Broere heeft ook een afkeer van systemen en structuren, want de mens moet centraal staan! Ook dat lijkt me een ongewenst doel want zonder systemen of structuren vervalt de wereld in chaos. Dat kan zeker voor de economie, waar het gaat om schaarse goederen die efficiënt en effectief gebruikt moeten worden, niet de bedoeling zijn.