Onderstaand artikel is ook verschenen als ingezonden opiniestuk in het Eindhovens Dagblad op 31 maart 2015.
Medio februari heeft het Centraal Planbureau een rapport
gepubliceerd met de titel: ”Maatwerk loont | Moeders prikkelbaar”. Hoewel
deze titel iets heel anders zou kunnen suggereren gaat het feitelijk over “de effectiviteit van fiscaal
participatiebeleid”.
Eerder dit jaar is afgesproken dat de huidige Staatssecretaris
van Financiën Wiebes, die verantwoordelijk is voor belastingen, met plannen zal
komen voor een belastinghervorming. Na jaren van bezuinigingen zou de regering
wel iets willen gaan doen aan de hoogte van de inkomstenbelasting.
Het CPB is geen onafhankelijk onderzoeksinstituut, maar
een onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en zij geeft adviezen en
oordelen over voorgenomen beleidsmaatregelen. Het woordje Centraal is hierin enigszins misleidend want net als bij het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) of Centrale Bank zou je meteen denken aan een onafhankelijk instituut. Er werken zo'n 150 mensen, veelal onderzoekers. Het
CPB heeft dus nu het voortouw genomen en voordat er al concrete plannen of
voorstellen bekend zijn gemaakt, hebben zij al doorgerekend wat de economische effecten van
verschillende vormen van fiscaal beleid zou kunnen zijn. Een prima zaak zou je zeggen, àls het
wetenschappelijk verantwoord is.
Het CPB is opgericht in 1945 en Jan Tinbergen en hij was de
eerste directeur van dit instituut gedurende 10 jaar. Hij is tot nu toe de
enige Nederlander geweest die de Nobelprijs voor de economie heeft gekregen
voor zijn wetenschappelijke werk op het gebied van de econometrie. Dat is een
meer wiskundige en statistische benadering van de economie waarbij ingewikkelde
formules met vele variabelen inzicht moeten geven in economische ontwikkelingen
zoals de werkgelegenheid, koopkracht en
vooral de economische groei.
Het is de laatste jaren bijna een gewoonte geworden dat
de verschillende politieke partijen hun partijprogramma’s laten doorrekenen bij
de jaarlijkse algemene beschouwingen in de Tweede Kamer. Dat geeft de plannen een objectieve beoordeling en soort
keurmerk als het gaat om economische effecten. De staatshuishouding, de groei van de economie, de werkgelegenheid en inkomens zijn per slot
van rekening de heilige koeien van ieder kabinet.
Al sinds het ontstaan van financiële en economische
crisis in 2008 hebben verschillende partijen
erop gewezen dat de economische wetenschap nog steeds een slechte voorspeller
is. Op een enkele uitzondering na heeft niemand deze crisis voorspeld. Dat zou
moeten leiden tot enige bescheidenheid.
De economie is nu eenmaal een multidisciplinaire
gedragswetenschap en dus geen zuivere, rationele natuurwetenschap. Dat betekent
dat er bijna nooit één oorzaak is aan te wijzen voor een bepaald verschijnsel
en dat te generaliseren causaliteiten moeilijk zijn te vinden. Bij de
economische academische wetenschap zie je daarom momenteel nieuwe richtingen
ontstaan, die meer aandacht besteden aan minder rationale benaderingen en meer ingaan
op gedragseconomie. Daarnaast is er de opkomst van grootschalige
economische veldexperimenten van bijvoorbeeld de Franse professor Esther Duflo en zoals beschreven in het boek
“Alles is economie” van de economen Gneezy & List. Het empirische , in de
reële werkelijkheid uitgevoerde, onderzoek krijgt steeds meer de overhand boven
de meer theoretische, wiskundige modellen. Dat leidt soms ook tot verrassende
nieuwe inzichten, die het CPB kennelijk nog niet heeft verwerkt in haar modellen.
Dat het CPB niet altijd even wetenschappelijk en
onafhankelijk is geweest, zoals ze op hun website pretenderen, bleek rondom de
invoering van de Euro. Het CPB heeft altijd beweerd dat de effecten voor de
burger en de economie heel positief zijn geweest. Uit hun onderzoek zou
gebleken zijn dat de Euro iedere Nederlander het voordeel van een gemiddeld
weeksalaris zou hebben opgeleverd. Voormalig directeur CPB Coen Teulings heeft
in mei 2014 in de Telegraaf toegegeven dat de positieve voordelen van de Euro
bewust door het CPB zijn overdreven ! Een ernstige smet op het blazoen van het CPB.
In het eerdere genoemde rapport beweert het CPB dat “generieke belastingverlichting relatief
weinig doet voor de arbeidsparticipatie….. Daarentegen heeft het beperken van
inkomensondersteuning voor huishoudens met een laag inkomen wel veel effect op
de arbeidsparticipatie… en het invoeren van een (onvoorwaardelijk) basisinkomen
heeft economisch gezien veel nadelen en zal de arbeidsparticipatie terugbrengen
“. Het CPB stelt ook dat zij geen voorstander
zijn van een vlaktaks, dat is een algemeen tarief of minder belastingschijven. Die
maatregel levert namelijk ook economische nadelen
op.
Het is echter meer dan alleen symbolisch, dat het CPB op
het voorblad een foto heeft geplaatst waarop een menselijke hand zichtbaar is,
die een stok vasthoudt waaraan een bos wortels bungelt. Indachtig de Engelse
uitdrukking “Stick or Carrots”
verwijst dit naar de altijd terugkerende beleidskeuze van bestraffen of belonen. Kennelijk is het CPB nog steeds gecharmeerd
van de operante conditionerings-theorie. Helaas zijn mensen maar ten dele extrinsiek
gemotiveerd.
Erger is het feit dat het CPB hiermee een wetenschappelijk verantwoord advies of
oordeel lijkt te geven aan regering en parlement dat echter in werkelijkheid niet
deugt. Verlaging van bijstandsuitkeringen dwingt mensen weliswaar om eerder te
gaan werken maar creëert misschien een grotere
groep werkende armen. Kleinere
inkomensverschillen lijken in eerste instantie weinig directe economische
voordelen op te leveren, maar wel een heleboel maatschappelijke. Moeders met jonge kinderen financieel
prikkelen om de opvoeding van hun kinderen uit te besteden aan professionals
(kinderopvang) en daardoor zelf betaald werk kunnen gaan uitvoeren lijkt economisch
gezien wenselijk voor de participatiegraad, maar is maatschappelijk gezien mogelijk
zeer onwenselijk. De essentiële opvoeding uitbesteden is maatschappelijk gezien
mogelijk onverantwoord. Eventueel ontspoorde , niet goed opgevoede, kinderen brengen namelijk grote
maatschappelijke kosten met zich mee.
Zo zijn er meerdere onafhankelijke praktijkexperimenten
geweest met de invoering van een basisinkomen waaruit blijkt dat de
arbeidsparticipatie er niet onder lijdt. Mensen werken niet alleen voor het
verwerven van een inkomen, maar juist om zich te ontwikkelen tot volwaardig
mens en ook een bijdrage te leveren aan de maatschappij. Het drie jaar durende
experiment Mincome in Canada in de provincie Manitoba heeft dat overtuigend
aangetoond. Behalve het genoemde economische effect bleken daarnaast (nog veel
verrassender) een aantal maatschappelijke effecten zoals :
- een duidelijke vermindering van het aantal
ziekenhuisbezoeken,
- een vermindering van de criminaliteit,
- een verlaging van het aantal tienerzwangerschappen en
- een afname in schooluitval en een verhoging van de slaagpercentages.
- een vermindering van de criminaliteit,
- een verlaging van het aantal tienerzwangerschappen en
- een afname in schooluitval en een verhoging van de slaagpercentages.
Britse Onderzoekers Wilkinson & Pickett (foto: jamaicaplainforum.org)
|
Dezelfde optredende effecten hebben Wilkinson & Pickett gerapporteerd in hun boek “The Spirit Level” dat gaat over de effecten van een grote inkomensongelijkheid. Maatschappelijk gezien is een beperkte inkomensongelijkheid zeer wenselijk. Daarmee wordt opnieuw wetenschappelijk bewezen dat Jan Tinbergen al in 1970 gelijk had met zijn voorstellen voor een beperkte inkomensongelijkheid binnen bedrijven én de samenleving. De zogenaamde Tinbergennorm is hieruit afgeleid en recent probeert ook de Canadese organisatie het internationale keurmerk Wagemark te promoten. Daarin wordt geprobeerd paal en perk te stellen aan inkomensverschillen in bedrijven (minder dan factor 8).
Het CPB moet zich weer meer wetenschappelijk scholen en minder rapporten publiceren en onderzoek uitvoeren die politiek gevoelig liggen en eenzijdig economisch gemotiveerd zijn.
Een ander recent voorbeeld waar het CPB weer een uitgesproken standpunt heeft verkondigd dat bij nader inzien misschien helemaal niet zo wetenschappelijk verantwoord is ging over verhoging van het minimumloon.
Bij een hoorzitting in de Tweede Kamer in oktober 2015 beweerde CPB-econoom van Vuuren dat een verhoging van het minimum(jeugd)loon tot meer (jeugd-)werkloosheid kan leiden en dat de politiek dus voorzichtig moet zijn. Het CPB zegt zich daarbij alleen te baseren op gedegen wetenschappelijk onderzoek.
Correspondent-columnist Jesse Frederik betoogt in een internetartikel op 19 oktober 2015 dat deze correlatie helemaal niet zo sterk en significant is. Hij baseert zich daarbij op uitgebreide meta-analyses in de VS en Groot-Brittannië naar dit verband. Het merendeel concludeert dat er geen verband is of een hele kleine samenhang. Het CPB heeft haar huiswerk kennelijk zelf niet goed gedaan, maar beïnvloedt wel heel sterk de publieke en politieke opinie ! Lees het hele verhaal:
https://decorrespondent.nl/3508/Kan-deze-theorie-over-het-jeugdloon-eindelijk-de-prullenbak-in-/487681047964-7b7a2358
Begin januari 2016 verschijnt een twee bladzijde groot artikel in de Volkskrant van Mirjam de Rijk. waarin zij stelt dat het CPB een ongezond grote (politieke) invloed heeft. Hun rekenmeesters gaan van onrealistische veronderstellingen uit en krijgen te weinig weerstand. Een duidelijk verhaal.
Mirjam de rijk is eerste Kamerlid van Groen Links, wethouder in Utrecht en was directeur van Stichting Natuur & Milieu. Van haar haar verscheen ook het boek: "51 mythen over wat goed zou zijn over de economie"(uitgever Nieuw Amsterdam) . Hopelijk wordt het CPB hierdoor eens wakker en gaan ze een meer wetenschappelijke houding aannemen, dan alleen maar spreekbuis te zijn van het ministerie van Economische Zaken.
Update.
Eind november 2018 verschijnt er weer een spraakmakend rapport over de oorzaken van de beperkte loonontwikkeling in Nederland, waar weer een rood etiket op had moeten staan: NIET ONAFHANKELIJK.
Het CPB vond alleen een
verklaring voor loonontwikkeling bij een hogere arbeidsproductiviteit en ook een loonontwikkeling bij een hogere inflatie. Dat past wel in het straatje van het
ministerie van Economische Zaken en de Captains of Industry. Expliciet wordt in het rapport vermeldt dat de zwakke onderhandelingspositie van zzp'ers, de toename van
flexwerkers en de verschuiving naar lage loonlanden hier geen debet aan
zijn. Stel je voor, want dan zou het lijken alsof werkgevers hier kennelijk een groot
aandeel in hebben!
Macro-economische modellen hebben
echter weinig voorspellende waarde zoals al meermaals is gebleken. Daarnaast is
juist loonontwikkeling vooral het resultaat van collectieve onderhandelingen en
afspraken tussen werkgevers en werknemers. Verder ook de invloed van de overheid, die als wetgever rechtstreeks verantwoordelijk is voor een verhoging van
uitkeringen, minimumlonen of minimum-uurtarieven en daarnaast eventuele wijzigingen in
de sociale- en werkgeverspremies en het belastingregime. Dat zijn dus exogene
krachten die een veel grotere invloed hebben dan de strikt macro-economische
wetmatigheden. Daarom is het CPB bijna misleidend door deze resultaten te
blijven publiceren, zonder door de werkelijk onafhankelijke en bredere
wetenschappelijke gremia fel te worden bekritiseerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten